Essay: De gevaren van techno-optimisme
Dit is geen pleidooi voor pessimisme. Voor optimisten ziet de toekomst er nog altijd veelbelovend uit. Maar voor techno-optimisten ligt de situatie anders. Techno-optimisme gaat niet alleen over positieve gevoelens rondom innovatie en technologische vooruitgang; het is de overtuiging dat onze huidige problemen, die voortkomen uit diepgewortelde systemische oorzaken, kunnen worden opgelost met kunstmatige intelligentie, machine learning, of andere futuristische technologieën. In dit artikel zal ik uiteenzetten waarom dit onrealistisch is. Ik wil niet beweren dat technologie inherent goed of slecht is, maar wel dat vertrouwen op toekomstige technologieën neerkomt op een gebroken belofte, zonder feitelijke basis.
Sinds het midden van de jaren 2010 is techno-optimisme steeds meer in zwang geraakt, mede door de toenemende aandacht voor technologie in de media en de snelle ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie en digitale transformatie. Rijke technologie-ondernemers geven toespraken, schrijven bestsellers, en verschijnen in populaire podcasts, wat miljoenen luisteraars bereikt. Dit heeft geleid tot een goed gefinancierde campagne om beleidsmakers te overtuigen dat zij de beste oplossingen voor iedereen zullen vinden.
De kern van techno-optimisme is simpel: we hoeven niet te investeren in robuust openbaar vervoer, want we kunnen in plaats daarvan tunnels graven voor elektrische taxi's of zelfrijdende auto's. We hebben geen hogesnelheidstreinen nodig, want hyperloops en elektrische auto's staan voor de deur. We hoeven geen universeel basisinkomen in te voeren, omdat automatisering al het zware werk voor ons zal doen. En we hoeven de superrijken niet te belasten voor hun bijdrage aan de klimaatcrisis, want toekomstige technologie zoals koolstofafvang zal hun emissies wel compenseren. Het idee is dat we vandaag geen fundamentele hervormingen nodig hebben, omdat de technologie van morgen al onze problemen zal oplossen.
Techno-optimisme is een schadelijke mindset die positief denken gebruikt om bestaande structuren in stand te houden – structuren die juist de oorzaak zijn van veel van onze problemen. De huidige hype rondom kunstmatige intelligentie (AI) en andere geavanceerde technologieën is hier een duidelijk voorbeeld van. Deze hype is gebaseerd op de ongegronde aanname dat AI oneindig blijft verbeteren, totdat we op een dag een utopie bereiken. Dit is echter niets meer dan een illusie.
De logica achter deze overtuiging is dat als je aanneemt dat AI zich altijd in hetzelfde tempo blijft ontwikkelen, het uiteindelijk alles beter zal kunnen dan mensen en menselijke arbeid overbodig zal worden. Maar deze aanname mist feitelijke onderbouwing. Er is geen bewijs dat AI in de toekomst zonder haperingen zal blijven verbeteren, of dat het ooit menselijke intelligentie op een betekenisvolle manier zal overstijgen. Sterker nog, het is waarschijnlijker dat AI minder effectief wordt naarmate het steeds duurder en complexer wordt om te onderhouden.
Een van de fundamentele beperkingen van AI is de beschikbaarheid van trainingsdata. De meeste data waarop AI traint, komt uit de echte wereld en van echte mensen. Naarmate AI vaker gegenereerde inhoud produceert, vervuilt deze data de toekomstige trainingsmodellen, wat de kwaliteit en betrouwbaarheid van AI vermindert. Dit probleem is inmiddels goed gedocumenteerd bij veel generatieve AI-tools – zelfs kleine hoeveelheden door AI gegenereerde data kunnen schadelijke effecten hebben op nieuwe modellen.
Daarnaast zijn er de kosten van middelen, zoals energie en infrastructuur, die gepaard gaan met de voortdurende ontwikkeling en toepassing van kunstmatige intelligentie. AI is duur en vereist aanzienlijke hoeveelheden energie. Een AI-ondersteunde zoekopdracht verbruikt bijvoorbeeld vijf keer meer energie dan een traditionele webzoekopdracht. Grote AI-systemen zullen naar verwachting in de nabije toekomst evenveel water en energie nodig hebben als hele landen. Tegen 2027 zal de wereldwijde vraag naar water voor AI-systemen naar schatting de helft van het totale waterverbruik van het Verenigd Koninkrijk bereiken. Dit is een probleem dat bekend is onder AI-onderzoekers, maar zelden openlijk wordt besproken.
AI zal onze problemen niet oplossen. Het is een nuttig hulpmiddel voor specifieke toepassingen, maar voor bredere maatschappelijke kwesties schiet het tekort. Hoe sneller we deze AI-hype achter ons laten en realistisch kijken naar de beperkingen van AI-technologie, hoe beter. Sommigen geloven dat de energiebeperkingen opgelost kunnen worden met nucleaire energie, en meer specifiek met kernfusie. De implicatie hiervan is dat we ons energieverbruik niet hoeven te reduceren zolang we maar nieuwe manieren vinden om duurzame energie op te wekken, zoals kernfusie. Maar kernfusie is vooralsnog een luchtkasteel; er is weinig bewijs dat het ooit commercieel levensvatbaar zal zijn.
Zelfs in een hypothetisch scenario waarin we al onze energiebehoeften kunnen afdekken met nucleaire of fusie-energie, blijven er grote problemen bestaan. Energiecentrales, inclusief nucleaire installaties, zijn in wezen stoommachines die enorme hoeveelheden water nodig hebben om elektriciteit op te wekken en om de reactoren te koelen. Alleen zonne- en windenergie hebben geen water nodig. Hoewel nucleaire energie schoner is dan fossiele brandstoffen, lopen alle traditionele energiecentrales vroeg of laat tegen dezelfde waterbeperkingen aan.
Er is geen uitweg uit de beperkingen van water en energie, behalve door ons verbruik te verkleinen. We moeten onze vraag naar energie verminderen, en dat betekent dat we ook AI, datacenters, blockchain, cloud computing en andere energie-intensieve technologieën moeten beperken. Grote datacenters, die de ruggengraat vormen van het internet, staan al onder enorme druk vanwege hun water- en energiebehoefte, wat leidt tot problemen voor lokale watervoorzieningen.
Wat betreft hernieuwbare energie: zonne-energie en windenergie hebben misschien geen water nodig, maar ze brengen wel andere uitdagingen met zich mee, zoals de noodzaak om te investeren in een betere infrastructuur en de afhankelijkheid van zeldzame mineralen. Hernieuwbare energie moet fossiele brandstoffen vervangen, maar dat betekent niet dat we ongebreideld door kunnen gaan met groeien. De vraag naar mineralen voor schone energie zal de komende decennia sterk toenemen, wat weer extra druk legt op water- en energiebronnen.
De reden dat we deze problemen niet aanpakken, is dat veel van de oplossingen politieke moed vereisen. Het financieren van openbaar vervoer zou bijvoorbeeld betekenen dat we de rijkdom van centimiljonairs moeten belasten, wat niet populair is bij degenen met invloed en de gevestigde belangen van de auto-industrie en de fossiele brandstoffenlobby bedreigt. Het afbouwen van fossiele brandstoffen raakt de winstgevendheid van grote energiebedrijven.
De media zijn verzadigd met techno-optimistische propaganda, vaak gedreven door de belangen van technologiebedrijven en durfkapitalisten die baat hebben bij een positief beeld van technologische vooruitgang. Elke keer dat een technologie-investeerder geld steekt in een nieuwe technologie, verschijnt er een artikel dat de innovatie ophemelt alsof deze al bewezen is. YouTubers en influencers herhalen deze verhalen maar al te vaak zonder kritische reflectie.
Geen techno-optimist zijn betekent niet dat je een pessimist moet zijn. We moeten actie ondernemen en pleiten voor oplossingen die we nu al hebben. Er zijn veel meer manieren om invloed uit te oefenen dan alleen "stemmen bij de stembus" of "stemmen met je portemonnee".
De weg vooruit is er een van realistisch optimisme. We moeten technologie blijven ontwikkelen, maar dit doen op een manier die de werkelijke beperkingen, risico's en de milieu-impact erkent. Door te investeren in bewezen oplossingen zoals hernieuwbare energie, efficiënt openbaar vervoer en een rechtvaardige verdeling van middelen, kunnen we een duurzame toekomst opbouwen. Technologie kan daarbij een ondersteunende rol spelen, zolang we onze focus houden op structurele veranderingen en collectieve actie. Echte vooruitgang vraagt om nuchtere keuzes, moedige beleidsmaatregelen, en samenwerking tussen gemeenschappen, overheden en bedrijven. Het is tijd om de mogelijkheden die we nu al hebben volledig te benutten en zo te bouwen aan een eerlijke en leefbare wereld voor iedereen.